1. De volgstatus van de dag onder normale omstandigheden (goede weersomstandigheden);
2. Intermitterende tracking. Als een periode van de dag bewolkt of bewolkt of slecht weer is, wordt het systeem gescreend als ongeschikt voor tracking en wordt het hele systeem opgeschort. Wanneer het licht en de volgomstandigheden geschikt zijn, zal het systeem een snel volgcommando hebben om de tracker ongeveer op de zon te richten. Daarna zal het programma nog een reeks signaalacquisitie en -verwerking uitvoeren om de fijne tracking te voltooien;
3. Automatische terugkeer. Na zonsondergang gaat het systeem automatisch in de rusttoestand en keert automatisch terug naar de positie waar de zon opkomt. Het zal de volgende dag automatisch een nieuwe operatieronde ingaan.
4. Bescherming tegen zware weersomstandigheden: wanneer de windsnelheid of neerslag in de omgeving niet geschikt is om het systeem te laten werken, stopt de tracker automatisch met werken en maakt het lichtontvangende oppervlak van het hele grote systeem evenwijdig aan of loodrecht op het grondvlak om systeemschade te voorkomen.
